De Maaltijd van de Heer
SCHRIFTLEZING: “Hij, die de gestalte van God had, maakte er geen aanspraak op aan God gelijk te zijn, maar deed afstand van zijn positie en nam de gestalte aan van een dienaar. Hij werd gelijk aan de mensen, en als mens verschenen heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood—de dood aan het kruis.” (Filip 2:6–8 NBV21)
INTRODUCTIE Met stoffige voeten kwamen ze aan in de bovenzaal voor het Pesach. Iemand had voor een kan met water, een diepe schaal en een handdoek gezorgd voor de gebruikelijke voetwassing, maar niemand wilde deze ondergeschikte taak uitvoeren. Bewust van Zijn naderende dood, zei Jezus bedroefd, “Hij zei tegen hen: ‘Ik heb er hevig naar verlangd dit pesachmaal met jullie te eten voor de tijd van mijn lijden aanbreekt. Want Ik zeg jullie: Ik zal geen pesachmaal meer eten totdat het zijn vervulling heeft gekregen in het koninkrijk van God’” (Luc 22:15-16). De jaloezie die de discipelen tegen elkaar koesterden vervulde Jezus' hart met verdriet. Hij realiseerde zich dat zijn discipelen nog steeds aan het twisten waren over wie als de grootste in Zijn koninkrijk moest worden beschouwd (Lucas 22:24; Matteüs 18:1; 20:21). Het was hun gemanoeuvreer om een positie, hun trots en eigenwaarde, die de discipelen ervan weerhielden zichzelf te vernederen tot dienaar en de voeten van de anderen te wassen. Toen stond Jezus rustig op, nam de handdoek van de bediende, goot water in de schaal, knielde neer en begon de voeten van Zijn discipelen te wassen. De discipelen begrepen de stille berisping maar al te goed en schaamden zich diep. Toen Hij klaar was 2 en terugkeerde naar Zijn plaats, zei Hij, “Als Ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen. Ik heb een voorbeeld gegeven; wat Ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen. Werkelijk, Ik verzeker jullie, een slaaf is niet meer dan zijn meester, en een afgezant niet meer dan wie hem zendt. Je zult gelukkig zijn als je dit niet alleen begrijpt, maar er ook naar handelt” (Joh 13:14-17). Jezus stelde toen, in plaats van het Pesach, de dienst in die Zijn grote offer zou herdenken: het Avondmaal. Toen nam Jezus een ongezuurd brood, sprak de zegen uit, brak het en deelde de stukken brood uit aan zijn discipelen en zei: “Dit is mijn lichaam voor jullie. Doe dit, telkens opnieuw, om Mij te gedenken” Ook nam hij de beker met ongegiste wijn, en zei: “Deze beker is het nieuwe verbond, dat door mijn bloed gesloten wordt. Doe dit, telkens als jullie hieruit drinken, om Mij te gedenken. Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat Hij komt” (1Kor 11:24-26; cf. 1Kor 10:16; Mat 26:26-28) De verordeningen van de voetwassing en het Avondmaal vormen samen de avondmaaldienst. Christus heeft deze beide verordeningen dus ingesteld om ons te helpen in gemeenschap met Hem te komen. DE VOETWASSING De gewoonte gebood dat Joodse families bij het vieren van het Pesach alle zuurdesem, zonde, uit hun huizen verwijderden vóór de eerste dag van de Week van Ongezuurde Broden (Ex. 12:15, 19-20). Gelovigen moeten dus alle zonde belijden en zich ervan bekeren—inclusief trots, rivaliteit, jaloezie, wrokgevoelens en egoïsme—voordat ze in de juiste geest kunnen zijn om vervolgens ware gemeenschap met Christus te kunnen hebben. 3 Daarom stelde Christus de voetwassing in. Hij gaf niet enkel het voorbeeld, maar gebood zijn discipelen hetzelfde te doen en beloofde hun een zegen. “Je zult gelukkig zijn als je dit niet alleen begrijpt, maar er ook naar handelt” (Joh 13:17).
DE BETEKENIS VAN DE VOETWASSING
Deze verordening onthult iets over zowel de missie van Christus als de ervaring van de deelnemers. 1. Een herinnering aan Christus’ nederigheid. De verordening van de voetwassing herdenkt Christus' vernedering tijdens zijn incarnatie en leven van dienstbaarheid. Hoewel Hij een positie bij de Vader bekleedde te midden van hemelse glorie, “deed Hij afstand van zijn positie en nam de gestalte aan van een dienaar. Hij werd gelijk aan de mensen” (Filip 2:7). 2. Een diepgaandere reiniging. De voetwassing deed meer dan voeten reinigen. Het vertegenwoordigde een diepgaandere reiniging—een reiniging van het hart. Iemand die een bad genomen heeft is schoon. Maar wanneer je op sandalen loopt worden je voeten snel stoffig en moet je gewassen worden. Zo was het ook met de discipelen. Hun zonden waren weggewassen door de doop, maar de verleiding had hen ertoe gebracht om trots, jaloezie en kwaad in hun hart te koesteren. Net zoals de discipelen zijn we gereinigd door Zijn bloed toen we Christus aanvaarde en gedoopt zijn. Maar terwijl we Christus proberen te volgen op ons levenspad, maken we misstappen. Onze voeten worden stoffig. We moeten opnieuw tot Christus komen en Zijn reinigende genade de verontreiniging laten wegwassen. We 4 hoeven echter niet opnieuw gedoopt te worden, “Wie gebaad heeft hoeft alleen nog zijn voeten te wassen” (Joh 13:10). 3. Een gemeenschap van vergeving. Jezus zei: “Als Ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen” (Joh 13:14). We moeten zowel bereid zijn om de voeten van een ander te wassen als om door een ander gewassen te worden. In het laatste geval geven we toe dat we geestelijke hulp nodig hebben. Als de dienst voorbij is, verzekert ons geloof ons dat we rein zijn omdat onze zonden zijn afgewassen. Maar het zijn geloofsgenoten die ons de symbolen van Christus' bediening toedienen en zo wordt deze dienst een gemeenschap van vergeving. 4. Een gemeenschap met Christus en medegelovigen. De voetwassing toont de liefde aan van Christus voor zijn volgelingen. Toen Petrus weigerde zijn voeten te laten wassen antwoordde Christus, “Als Ik ze niet mag wassen, kun je niet bij Mij horen” (Joh 13:8). Geen reiniging, geen gemeenschap. Zij die verlangen naar voortdurende gemeenschap met Christus zullen deelnemen aan deze ordinantie. Diezelfde middag zei Jezus: “Ik geef jullie een nieuw gebod: heb elkaar lief. Zoals Ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar liefhebben” (Joh 13:34). De voetwassing biedt ons de mogelijkheid om ons niet beter te voelen dan de rest, om elkaar als gelijke te behandelen. Door voor hen te knielen en hun voeten te wassen, geven we uiting aan onze naastenliefde.
5 DE VIERING VAN HET AVONDMAAL
Onder protestanten is de meest gebruikelijke naam voor de communiedienst het “Avondmaal van de Heer” (1 Kor 11:20 HSV). Andere namen zijn “Tafel van de Heer” (1 Kor 10:21 HSV), “Breken van het brood” (Hand. 20:7; 2:42). Het Avondmaal is een vreugdevolle aangelegenheid, geen tijd voor verdriet. De voorafgaande voetwassing biedt ons gelegenheid voor zelfonderzoek, belijdenis van zonden, verzoening van verschillen en vergeving. Na de verzekering te hebben ontvangen dat we gereinigd zijn door het bloed van de Verlosser, zijn we klaar om de speciale gemeenschap met onze Heer aan te gaan. We keren ons met vreugde naar Zijn tafel, staande in het verlossende licht, niet de schaduw, van het kruis, klaar om de verlossende overwinning van Christus te vieren.
DE BETEKENIS VAN HET AVONDMAAL
Het Avondmaal vervangt het Pesachfeest van het Oude Testament. Het Pesach werd vervuld toen Christus, het Paaslam, Zijn leven gaf. 1. Herdenking van vrijheid van zonde Zoals het Pesachfeest Israëls bevrijding uit de slavernij in Egypte herdacht, zo herdenkt het Avondmaal de bevrijding uit geestelijk Egypte, de slavernij van de zonde. Het bloed van het Pesachlam dat op de bovendorpel en deurposten werd aangebracht beschermde de inwoners tegen de dood; de voeding die het vlees verschafte gaf hun de kracht om uit Egypte te ontsnappen (Ex. 12:3-8). Zo brengt het offer van Christus, bevrijding van de dood; gelovigen worden gered door deel te hebben aan zowel Zijn lichaam als Zijn bloed (Joh 6:54). Het 6 Avondmaal verkondigt dat de dood van Christus aan het kruis onze verlossing bracht, vergeving schonk en eeuwig leven garandeerde. 2. Het brood en de vrucht van de wijnstok. Jezus gebruikte veel metaforen om verschillende waarheden over Zichzelf te leren. Hij zei: “Ik ben de deur” (Joh 10:7), “Ik ben de weg” (Joh 14:6), “Ik ben de ware wijnstok” (Joh 15:1) en “Ik ben het brood dat leven geeft” (Joh 6:35). We kunnen geen van deze uitdrukkingen letterlijk nemen, want Hij is niet aanwezig in elke deur, weg of wijnstok. In plaats daarvan illustreren ze diepere waarheden. Toen Jezus op wonderbaarlijke wijze de 5000 voedde, onthulde Hij de diepere betekenis van Zijn lichaam en bloed. Als het ware brood, zei Hij, “Werkelijk, Ik verzeker u, niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; Hij geeft u het ware brood uit de hemel. Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.’ ‘Geef ons altijd dat brood, Heer!’ zeiden ze toen. ‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben” (Joh 6:32–35). Hij offerde Zijn lichaam en bloed om de honger en dorst van onze diepste behoeften en verlangens te stillen (Joh 6:50–54). Het Pesachbrood dat Jezus at was ongezuurd en de vrucht van de wijnstok ongegist. Zuurdesem (gist), dat gisting veroorzaakt waardoor brood rijst, werd beschouwd als een symbool van zonde (1 Kor 5:7–8), dus was het ongeschikt om het Lam “zonder smet of gebrek” voor te stellen (1 Petrus 1:19). Alleen ongezuurd of ongegist brood kon het zondeloze lichaam van Christus symboliseren. Evenzo symboliseert alleen de zuivere vrucht van de wijnstok—de ongegiste wijn—de volmaaktheid van het reinigende bloed van de Verlosser. 7 3. Eten en drinken. “Daarop zei Jezus: ‘Werkelijk, Ik verzeker u, als u het lichaam van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt u geen leven in u. Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en hem zal Ik op de laatste dag laten opstaan” (Joh 6:53–54). Het eten van het lichaam van Christus en het drinken van zijn bloed is symbolische taal voor de assimilatie van het Woord van God, waardoor gelovigen gemeenschap met de hemel onderhouden en in staat worden gesteld om geestelijk leven te hebben. Jezus zegt, “Wat Ik gezegd heb is vol van Geest en leven” (Joh 6:63). “Maar Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Er staat geschreven: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de mond van God.”’” (Mat 4:4). Omdat we ons de voordelen van het verzoenend offer van Christus door geloof toe-eigenen, is het Avondmaal veel meer dan alleen een herdenkingsmaaltijd. Deelname aan de Avondmaalsdienst betekent een revitalisering van ons leven door de ondersteunende kracht van Christus, die ons voorziet van leven en vreugde. Kortom, de symboliek laat zien dat “we voor geestelijk leven net zo afhankelijk zijn van Christus als voor fysiek leven van eten en drinken” (Rice, Reign of God, p. 303).
4. Gemeenschap met Christus.
In een wereld vol strijd en verdeeldheid draagt onze gezamenlijke deelname aan deze vieringen bij aan de eenheid en stabiliteit van de kerk, door echte gemeenschap met Christus en elkaar te laten zien. Paulus benadrukte deze gemeenschap door te zeggen, “Laat de beker waarvoor wij God loven en danken ons niet delen in het bloed van Christus? Laat het brood dat wij breken ons niet delen in het lichaam van Christus? Omdat het één brood is zijn wij, hoewel met velen, één lichaam, want wij hebben allen deel aan dat ene brood” (1Kor 10:16–17). 8
5. Uitkijken naar de wederkomst.
“Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat Hij komt” (1Kor 11:26). De avondmaaldienst overspant de periode tussen Golgota en de wederkomst. Het verbindt het kruis met het koninkrijk. Het verbindt het “heden” en de “toekomst,” Dit vormt de essentie is van de Nieuwtestamentische wereldbeschouwing. Het verbindt Jezus’ het offer en Zijn wederkomst met elkaar. De gelofte van Christus, “Ik zeg jullie: vanaf nu zal Ik niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken, tot de dag dat Ik er met jullie opnieuw van zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader’” (Mat 26:29) is profetisch. Het richt ons geloof op een toekomstige viering van de maaltijd met onze Verlosser in het koninkrijk ter gelegenheid van “het bruiloftsmaal van het lam” (Opb 19:9). Ter voorbereiding op deze gebeurtenis droeg Christus op, “Sta klaar, doe je gordel om en houd de lampen brandend, en wees als knechten die hun heer opwachten wanneer hij terugkeert van een bruiloft, zodat ze direct voor hem opendoen wanneer hij aanklopt. Gelukkig de knechten die de heer bij zijn komst wakend aantreft. Ik verzeker jullie: hij zal zijn gordel omdoen, hen voor de maaltijd nodigen en hen bedienen” (Luc 12:35–37).
Deze studie komt uit, The Lord’s Supper in Seventh-day Adventists Believe …: A Biblical exposition of 27 Fundamental Doctrines